De openbare viering van het carnavalsfeest in Valkenswaard, Dommelen en Borkel en Schaft kwam pas op gang ná de Tweede Wereldoorlog. Rond 1912 vond al wel een ‘verklede’ voetbalwedstrijd plaats op het huidige Valkterrein tussen twee elftallen van de voetbalvereniging Juliana. Men hoopte toen nog dat het carnavalvieren ook in Valkenswaard van de grond zou komen, maar... het duurde nog lang.
Striepersgat dankt haar naam aan het ‘striepen’, een handeling uit de sigarenindustrie.
De sigaar heeft altijd ’n belangrijke rol gespeeld in Valkenswaard. Maar vooral ook ’t bier, (Dommelsch) dat uiteraard vlak bij de bron vanuit Dommelen (Brouwersgat) aangevoerd wordt.
Symbool voor de Striepersgatse carnaval is de valk. Voor ’t eerst werd deze valk ontworpen door hoftekenaar Tony Bots. De valk heeft een steek op, ’n sigaar in z’n snavel en in z’n klauwen de prinselijke scepter en enkele tabaksbladeren. In de loop van de jaren is het ontwerp enigszins aangepast van vorm, hij werd in kleur uitgevoerd en er kwamen wat sterren bij. Maar het uitgangspunt van Tony Bots is altijd gebleven.
Ook de tekst ‘Dul’ce est desi’ pere in lo’co’ bleef en behield zijn kracht. De betekenis daarvan luidt: ‘Het is goed om uitgelaten te zijn.’ Het beeld wordt gebruikt als briefhoofd en bij alle andere uitingen van de Stichting Carnavalsviering Striepersgat, zoals onder andere op onderscheidingen en in carnavalskrant De Strieper.
Tussen 1930 en 1940 werd wel vastenavond gevierd, maar dat gebeurde in zalen in besloten gezelschappen, dus het was toen niet openbaar. Op carnavalszaterdag werd wel een concert gegeven op de inmiddels verdwenen kiosk op de Markt. Ook ging de jeugd in die jaren met de zelfgemaakte rommelpot of foekepot langs de huizen en kreeg dan na het zingen van een lied een cent, of appels of peren. Een rommelpot, foekepot of foeperpot, is een pot waarover een varkensblaas gespannen was met in het midden een stuk riet door 't vel gestoken. Dat rietje werd dan vochtig gemaakt en heen en weer bewogen met een soort pompende beweging. Hierdoor ontstond dan een dof geluid. Daarbij werd dan dit liedje gezongen:
Vrouwke, 't is vastenaovond
ik kom niet thuis voor 't aovond
's aovonds in de maneschijn
als vader en moeder naar bed toe zijn
slaopen we op een kussen
op iedere stoel een kussen
Vrouwke, houd oew kinnebak toe
of ik slao er inne tussen
tussen oew neus en tussen oew kin
kan nog krèk ne pannekoek in
Rommelarij, rommelarij
gif me un cent, dan ga'k vorbij.
(of: Gif me un appel of un peer
dan kom ik 't hulle jaor niet meer)
In andere plaatsen had men hier een iets andere tekst. Zo zong men in Eindhoven bijvoorbeeld: "Jan, 't is vastenaovond enz.” en na "als vader en moeder naor bed toe zijn", zong men: "dansen wij op klompe, simpe-sampe-sompe". De rest was ongeveer hetzelfde, behalve dat het vrouwke een peperkoek, of een spekkoek in haar mond geduwd kreeg. Hoe deze soort tekst ontstaan is, is niet duidelijk. 't Is wel nogal vrouwonvriendelijk, vinden we vandaag de dag
Jacques Huibers, de eerste prins van Striepersgat, wordt wel dé grondlegger van het carnaval in onze gemeente genoemd. Hij was degene die jarenlang gepleit heeft voor het openbaar mogen vieren van dit volksfeest en streed vooral tegen het beruchte artikel 81 van de Algemene Politie Verordening (A.P.V.). Dit artikel verbood namelijk verkleedpartijtjes in het openbaar. Hieronder zie je de volledige tekst staan.
Jacques Huibers schreef in die dagen vaak felle artikelen in De Grenspost, later De Kempener Koerier, onder het pseudoniem Pypliano. Deze naam kiest hij later als zijn prinselijke naam tijdens het carnaval. Jacques Huibers heeft vier maal als Prins Pypliano geregeerd. Zijn opvolgers kozen steeds voor hun eigen voornaam met als achtervoegsel d’n Urste of d'n Twidde als dat nodig was omdat een voorganger als d’n Urste was.
Een zestal Valkenswaardse jongeren organiseerde in 1951 een carnavalsfeestavond in Zaal Hoevenaars. Die zaal werd later de vaste residentie van de prins. Het feest werd door de politie onderbroken, aangezien geen toestemming was verkregen bij de politie. Dus einde feest, géén bier meer en de in carnavalstenue gestoken feestvierders moesten mee naar het politiebureau en aldaar werd uiteindelijk alleen maar een procesverbaal opgemaakt.
Op 21 januari 1952 besloot men een vereniging op te richten om zo sterker te staan. Deze eerste carnavalsvereniging kreeg de naam Anders Dan Anders (A.D.A.) en deze vereniging bestaat nu nog steeds. A.D.A. benaderde de gemeenteraadsleden voor wijziging van het beruchte artikel 81. A.D.A. zette zich onder meer in voor de volgende zaken:
In 1952 kreeg men toestemming om verkleed op straat te mogen komen. De sleuteloverdracht door de burgemeester vond pas in 1959 plaats. In de jaren 1952 tot 1956 werden de Stadssleutels, om aan te geven dat de Prins tijdens het carnaval de baas was over de stad, door het V.V.V. aan de Prins overhandigd.
In de beginjaren had men geen volledige Raad van Elf: men noemde de raad dan maar de Raad van Half Elf. Pas in 1956 kwam A.D.A. met een volledige Raad van Elf. Bij de eerste Prinsenreceptie in 1956 telde men welgeteld 40 personen. De receptie van de Jeugdprins (op carnavalszaterdag om 16.11 uur trekt nu al honderden bezoekers, terwijl de receptie van de grote Prins op zondagochtend nog méér bezoekers trekt! Ook hieraan kun je zien dat er in al die jaren veel veranderd is.
Ook zangvereniging De Volharding besteedde aandacht aan het carnaval en organiseerde in 1951 al het nog steeds bestaande Boerenbal op maandagavond vóór het eigenlijke carnaval (de organisatie hiervan ligt nu bij de commissie Bals & Zittingen van Stichting Carnavalsviering Striepersgat).
A.D.A. probeerde al in 1952 om vergunning te krijgen voor het houden van een optocht. Ook dit kostte nogal wat moeite en na een aantal schriftelijke verzoeken werd 't in 1953 toegestaan. Het carnaval 1953 ging toen helaas niet door vanwege de nationale impact van de Watersnoodramp.
Voor de muzikale opluistering van de carnavalsoptocht werd de Koninklijke Harmonie Uitspanning Na Arbeid (U.N.A.) gevraagd. U.N.A. deed niet officieel mee, maar een aantal leden kregen toestemming deel te nemen aan de optocht. Buurtverenigingen, andere verenigingen en ook de inwoners van onze gemeente werden ook via de weekbladen uitgenodigd deel te nemen. In 1958 werd het eerste optochtreglement opgesteld, waarin de voorschriften voor deelname e.d. werden vermeld. Enkele jaren later, in 1961, kwam er ook een jeugdoptocht.
De eerste jeugdraad was er in 1961. Zij werden toen de Snotstriepertjes genoemd. De eerste Jeugdprins was Wim Luijbregts. Diverse jeugdraadsleden zijn later in de zgn. Grote Raad gekomen en tot nu toe is er een zelfs Prins geworden, nl. Jan v. Dijk, Jeugdprins in 1969 en grote Prins in 1982/1983. A.D.A. ging met haar activiteiten door en vroeg in 1957 subsidie bij de gemeente aan om de onkosten van 226 gulden voor het prijzengeld van de optocht te dekken. Het werd echter afgewezen. In 1961 kreeg men op het verzoek van 452 gulden voor de eerste keer een subsidie en wel 226 gulden.
Het carnaval ontwikkelde zich steeds meer en de hierboven genoemde elementen zijn niet meer weg te denken uit ons hedendaagse carnaval. Wij zijn veel dank verschuldigd aan de initiatiefnemers van toen die vanaf 1952 t/m heden zich ingezet hebben voor het organiseren van het carnaval: de optocht, de jeugdoptocht, de afscheidszittingen, prinsenrevues, prinsenzittingen, de vorstenzittingen, het uitgeven van een carnavalskrant enz. Hierbij noemen wij vooral de (eerste) carnavalsvereniging Anders dan Anders (opgericht op 21-1-'52), de Raad van Elf Striepersgat ('58-'66), later de Stichting ('66-'71) en vanaf '71 de Stichting Carnavalsviering Striepersgat.
Rondom de prins en jeugdprins dansen dansmarietjes. In Striepersgat worden ze de Hofmarjannekes en bij de jeugd de Hopmarjannekes genoemd. Deze typische carnavalsvorm komt eigenlijk uit Duitsland. Daar ontstonden dansgardes met mannen die het militairisme van de Pruisen belachelijk wilden maken en als een soort schertsleger op muziek marcheerden en een omgekeerde militaire groet brachten (met de rechterhand op de linkerslaap salueren).
In Duitsland bestaat zo'n dansgardes nog steeds, maar in ons land zijn het de meisjes die met de benen van de vloer gaan.
Het eerste Striepersgatse Hofmarjanneke heette Eefke Eigenberg. Zij danste in 1960 helemaal alleen tijdens de optocht voor de prinsenwagen uit. Vandaag de dag dansen er wel twintig meiden bij de Hop-en Hofmarjannekes. Zij trainen vanaf september op hun gardedansen en vaak ook nog een showdans.